Hofjes in Nederland

Naarmate de urbanisatie in Nederland zijn beslag krijgt,  zo in de loop van de 13de eeuw, ontstaat geleidelijk aan een tot dan toe onbekend probleem: ouderen huisvesting.

Aanvankelijk hadden de woningen in de stad dezelfde vorm en afmetingen als de huizen die op het platteland en in de dorpen gangbaar waren: ruime drieschepige boerderijen die al eeuwenlang, vanaf de Bronstijd, in gebruik waren. Woningen die ruimte boden aan een hele familieclan. Naarmate de ommuurde- of omgrachte steden echter volgebouwd raakten moesten nieuwe woningen wel kleiner en compacter gebouwd gaan worden. Zo ontstaat een nieuw en tot dan toe onbekend huistype, het stadshuis, gekenmerkt door een klein vloeroppervlak en verdiepingen. Een dergelijk huis bood slechts onderdak aan één gezin.

Het gevolg van het in gebruik raken van deze kleine ééngezinswoningen is dat er, letterlijk, geen ruimte meer overbleef om opa en oma te huisvesten...

Om bejaarden toch onderdak te kunnen bieden ontstonden de volgende mogelijkheden:

 Gasthuizen
 Begijnhoven
 Heilige Geest Broederschappen
 Proveniershuizen
 Kameren of Hofjes

Gasthuizen - kerk

Het ondernemen van pelgrimstochten neemt in de 7e en 8e eeuw op een zodanige manier toe dat er in sommige gebieden problemen ontstaan met het tijdelijk onderbrengen van pelgrimgangers. De kerk gaat er zich dan mee bemoeien en in 816 verschijnt er dan ook een pauselijke verordening die het bisschoppen verplicht om in hun gebieden een Gasthuis te stichten.

Deze gasthuizen hebben een tweeledig doel:

1) Het verschaffen van onderdak aan vreemdelingen, voornamelijk pelgrims, waarbij bepaald werd dat de verblijfsduur niet meer dan drie dagen mocht zijn.

2) Het verlenen van armenzorg waarbij het verschaffen van maaltijden de voornaamste taak was.  

Later, in de dertiende eeuw, treedt er meer en meer een specialisatie op, waarbij de gasthuizen zich op twee gebieden toelegden:

a)  De bejaardenzorg.
Iemand kon zich inkopen in een gasthuis. Deze "kostkopers" ook wel proveniers genoemd voorzagen zichzelf op deze wijze van een verzorgde oude dag.
Een Haarlems voorbeeld hiervan is het Antonie Gasthuis.
b) De ziekenzorg.
De voorlopers van onze ziekenhuizen. Soms vond specialisatie plaats en legde men zich toe op het verplegen van bepaalde ziektes, bijvoorbeeld de pesthuizen.
Een Haarlems voorbeeld is het Sint Elisabeths- of Grote Gasthuis.



Begijnhoven - kerk ( 12e eeuw )

Een tussenvorm tussen klooster en gezinsleven is het in de 12e eeuw ontstane begijnhof. Men dient hier wel een gelofte af te leggen maar men is vrij om het hof te verlaten. Overigens zijn begijnhoven niet bedoeld voor louter bejaarden.

De bouwwijze van een begijnhof vertoont veel overeenkomsten: kleine huisjes gegroepeerd rond een bleekveldje waarbij een kruidentuin bijna nooit ontbreekt.

Een begijnhof is een fenomeen dat men bijna uitsluitend in de Nederlanden, het huidige België en Nederland, tegenkomt.

In de Noordelijke Nederlanden (Nederland) zijn er van de oorspronkelijk 40 hoven nog twee over (Amsterdam en Breda). In de Zuidelijke Nederlanden (België) zijn de hoven bijna allemaal blijven bestaan.

 

Heilige Geest Instellingen - stedelijke overheid ( 13e / 14e eeuw )

Vanaf de tweede helft van de 13e eeuw gaat ook de stedelijke overheid zich met sociale voorzieningen bemoeien. Hiertoe worden de Heilige Geest Broederschappen opgericht die in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, geen enkele band met de kerk hebben.

Het voornaamste doel van een Heilige Geest Broederschap is het helpen van de armen. De leden, de broeders, worden benoemd en gecontroleerd door het stadsbestuur. In de praktijk blijkt dit een betrouwbaarder systeem te zijn dan de vaak nogal corrupte kerkelijke instanties.

Na de Reformatie, als de rol van de kerk in de Noordelijke Nederlanden wegvalt, zien we dat kloosters en begijnhoven verdwijnen en dat de gasthuizen ziekenhuizen worden.

De stadsregering stimuleert de bejaardenzorg. Voor de arme leden van de stadsbevolking worden Oudemannen- en Oudevrouwenhuizen opgericht terwijl de rijke(re)n, degenen die de inkoopsom op konden brengen, terecht konden in de Proveniershuizen.

 

Hofjes - ( 14e eeuw )

Vanaf het midden van de 14e eeuw ontstaan uit al de genoemde instellingen, of delen of combinaties daarvan, de Hofjes zoals wij die vandaag de dag kennen.

Een hofje is een oer-Hollands fenomeen. Afhankelijk van wat voor definitie voor hofje gehanteerd wordt zijn er 144 van in ons land waarbij er zich 24 buiten Noord- en ZuidHolland bevinden.

Hofjes zijn knusse schilderachtige huisjes gegroepeerd rond een tuin en bijna altijd voorzien van een pomp en een poortje maar bovenal worden ze gekenmerkt door een welhaast weldadige rust.

Als negatief effect wordt wel de sociale controle van de bewoners onderling naar voren gebracht maar daar staan heel wat positieve zaken tegenover. Alleen al het niet verkommeren van de bejaarde door met name de burenhulp wordt als een groot goed ervaren. Recent wetenschappelijk onderzoek naar de meest ideale woonvorm voor bejaarden heeft het eeuwenoude hofje op de eerste plaats gezet.

Hofjes waren tot enkele decennia terug voor een bezoeker uiterst romantische huisjes terwijl ze voor een bewoner vaak donker, vochtig, onpraktisch en vaak tamelijk bouwvallig waren.

De belangstelling van bejaarden voor een plaatsje in een hofje neemt in de periode van de wederopbouw, na 1945, af ten gevolge van de grote belangstelling voor de nieuw gebouwde bejaardentehuizen. In de studentensteden Amsterdam en Leiden worden vrijkomende plaatsen in een hofje dan ook meer en meer ingenomen door studenten wat de unieke hofjessfeer, voorzichtig uitgedrukt, doet afnemen.

In het midden van de 80er jaren van de 20e eeuw vindt er dan een omslag plaats: het toenmalige ministerie van WVC maakt van hofjes "cultuurmonumenten" met als gevolg dat er subsidies verstrekt worden die tot ingrijpende restauraties leidden. Momenteel zijn het grootste deel van de Nederlandse hofjes grondig onder handen genomen. Naast omvangrijke uitwendige restauraties hebben heel wat hofjes ook een grote inwendige aanpassing aan de hedendaagse wooneisen ondergaan. Zo is bij heel wat hofjes geschoven met de tussenmuren waardoor de woninkjes groter, moderner en comfortabeler geworden zijn. Doordat zij nu aan de eisen van een moderne eenpersoonswooneenheid voldoen, is de belangstelling om er te wonen enorm gestegen. Menig hofje heeft een wachtlijst voor belangstellenden waar vele tientallen namen op prijken.

 

Hofjes zijn globaal in drie categorieën te verdelen:

1) particuliere stichtingen. Deze groep hofjes is gesticht door particulieren. Meestal rijke mensen die een deel van hun vermogen, meestal na hun dood, willen besteden aan liefdadigheid. Met name in de 17e en 18e eeuw kwam dat vaak voor. Het stichten van een hofje gaf ontegenzeggelijk aan een familie een zekere status. Een gevelsteen onder-streepte die goedheid dan nog eens overduidelijk. Een veelzeggende tekst luidde dan ook: Mevrouw X laat hier haar liefde en godsdienst blijken, den armen tot troost - tot voorbeeld van de rijken. Een zekere mate van ijdelheid is hier niet vreemd aan.


2) kerkelijke stichtingen.  Hofjes die in het leven geroepen zijn door kerkelijke instellingen van weldadigheid. Hieronder vallen behalve de oude gasthuizen ook de na de reformatie, in navolging van Heilige Geest Stichtingen, gestichte hofjes.
 

3) stedelijke overheid stichtingen. Hieronder vallen de door de Heilige Geest Broederschappen gestichte hofjes, waarvan er velen zich in de loop der eeuwen losgemaakt hebben van de stedelijke banden of een min of meer zelfstandig onderdeel uitmaken van gemeentelijke woningbouwcorporaties.