BLOG Marjolein Jorna: Cornelia van Wouw: een geëmancipeerde dame in een mannenmaatschappij

In de regentenkamer van de Hof van Wouw hangt een groot schilderij van de stichteres Cornelia van Wouw. Op dit schilderij van de kunstschilder Adriaan Hanneman kijkt ze de bezoeker recht aan, terwijl op de achtergrond haar hofje net zichtbaar is. Aan alles is te zien dat Cornelia een bemiddelde en ontwikkelde dame is geweest. Haar zwarte japon met zwart kapje en witte boorden en kraag oogt duur, evenals de draperie achter haar. Ze is niet afgebeeld in een huiselijke setting, maar met een ganzenveer in haar hand en twee lijvige boeken voor haar. Waar ze precies aan werkt, daar verschillen de meningen over, maar ik denk dat we Cornelia hier zien in haar rol van regentes, bezig met de administratie van haar hofje. Voor de 17e eeuw klinkt dit behoorlijk feministisch en geëmancipeerd, maar klopt dit ook? Was Cornelia rond 1650 als stichteres en regentes van een liefdadigheidshofje daadwerkelijk haar tijd vooruit?

Huiswijf: een statussymbool

Voordat we hierop in kunnen gaan, moeten we bedenken dat de term “feminisme” een 20e eeuwse term is. In de 17e eeuw waren mannen en vrouwen vermoedelijk niet of nauwelijks bezig met de vraag of zij dezelfde rechten en plichten moesten hebben. Cornelia leefde in een mannenmaatschappij, opgelegd door zowel het geloof als door natuurlijke wetten. Hierbinnen stond het huwelijk hoog aangeschreven en was in principe de man de baas in huis. Hij zorgde voor het inkomen, terwijl zijn vrouw het huishouden deed. Sterker nog: huishoudelijk werk voor de vrouw werd in de Gouden Eeuw gezien als één van de bewijzen voor de welvaart van de toenmalige Nederlanders. Tot in de Middeleeuwen moésten vrouwen vaak met hun man meewerken om het hoofd boven water te houden. In de 17e eeuw konden steeds meer gezinnen echter rondkomen van vaders’ salaris. Vrouwen hoefden nu minder vaak buitenshuis te sloven, maar konden hun tijd wijdden aan het “spic en span” houden van het huis. Het zijn (of hebben) van een “huisvrouw” (of “huiswijf” in de toenmalige terminologie) werd daarmee een soort statussymbool.

Ongetrouwd en handelingsbekwaam

In dit opzicht week Cornelia af van de heersende gewoontes van haar tijd. Ze is namelijk haar hele leven ongetrouwd gebleven, wat voor Nederlandse dames hoogst uitzonderlijk was in de Gouden Eeuw. Rond 1650 trouwde waarschijnlijk meer dan 90% van de vrouwen in de Republiek. Het ontbreken van man en kinderen hield automatisch in dat Cornelia haar tijd aan andere zaken kon besteden dan aan de huishouding – zoals aan het stichten en besturen van haar hofje. Ze had hier haar handen voor vrij, maar misschien nog wel belangrijker: als alleenstaande vrouw gold Cornelia gedurende haar hele volwassen leven als handelingsbekwaam.

Het was wettelijk bepaald (tot 1956 overigens!) dat volwassen vrouwen de bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten, verloren op het moment dat zij in het huwelijksbootje stapten. Ze werden dan handelingsonbekwaam. Zodra zij hun “jawoord” hadden uitgesproken kwamen zij namelijk onder het gezag van hun echtgenoten, die meer geschikt waren voor het regelen van financiële en juridische zaken, zo was de algemene gedachte. Cornelia had echter als “oude vrijster” evenveel recht op het “verrichten van rechtshandelingen” als de mannen uit haar tijd.

Zelfbewust

Uit het feit dat Cornelia ook daadwerkelijk gebruikmaakte van haar handelingsbekwaamheid door een liefdadigheidshofje voor alleenstaande vrouwen te stichten, kunnen we opmaken dat Cornelia een zelfbewuste dame was. Het oprichten van een hofje van liefdadigheid gold in de Gouden Eeuw als een goede manier om de eigen naam voort te laten leven. Alhoewel er in de 17e en 18e eeuw meer vrouwen waren die het initiatief namen tot het oprichten van een liefdadigheidshofje (bijvoorbeeld Maria van Aerden-Ponderus, Margaretha Splinter en Cornelia Elisabeth Occo), behoorde Cornelia in deze wel tot de minderheid. De meeste liefdadigheidshofjes uit de 17e en 18e eeuw lijken te zijn opgericht door mannen.

Meesteressen

Ik kan mij voorstellen dat er enige moed en durf voor nodig is geweest om als vrouw tot een mannenbolwerk toe te treden, al lijkt het er tegelijkertijd op dat eigengereidheid de meeste vrouwen in de Republiek niet vreemd was. Buitenlandse bezoekers waren vaak verbaasd over de bazigheid van de Nederlandse vrouwen. Toen de Engelse diplomaat William Temple dineerde bij de Amsterdamse burgemeester thuis en daar meermalen op de grond spuwde, vertelde zijn gastheer hem dat hij van geluk mocht spreken dat mevrouw Hooft afwezig was. Zij zou de heer Temple zonder omhaal buiten de deur hebben gezet.

De Duitse theoloog Benthem verbaasde zich ook over de bazigheid van Hollandse vrouwen, en nog meer over het feit dat mannen dit toelieten. Als Nederlandse gezinnen op zondag gingen wandelen, dan lieten vrouwen zelfs hun mannen de kinderen dragen! En een andere Duitser stelde vast dat terwijl mannen in de meeste landen vrouwen hadden die als koninginnen, prinsessen of slavinnen voor hen waren, de Nederlandse vrouwen optraden als de meesteressen van hun man. En wat te denken van vrouwen die, verkleed als man, om uiteenlopende redenen aanmonsterden op één van de VOC schepen? Zelfbewust, zelfstandig handelen was dus een karaktertrek die vaker voorkwam bij Nederlandse dames, al gaven de meeste vrouwen hier blijk van binnen de beperkte ruimte van een echtverbintenis.

Cornelia en Annie M.G. Schmidt

Aangezien Cornelia een goed gebruik maakte van de juridische en praktische voordelen van haar ongehuwde en vermogende staat, vraag ik mij af waarom Cornelia haar hele leven ongetrouwd is gebleven. Wilde zij graag trouwen, maar lukte het haar en haar familie niet om een geschikte kandidaat te vinden? Of was het haar eigen keuze? Haar welstand en het feit dat ze als ongebonden vrouw haar fortuin naar eigen inzicht kon besteden, doet het laatste vermoeden. Ze is in de geschiedenis ook niet de enige geweest die zelfstandigheid (waarschijnlijk) verkoos boven een man. In de vorige eeuw zou de dreigende handelingsonbekwaamheid voor Annie M.G. Schmidt bijvoorbeeld reden zijn geweest om van een huwelijk af te zien. Wel moeten we in gedachten houden dat een bewuste keuze voor een leven als vrijgezel voor Cornelia vermoedelijk gemakkelijker was dan voor de meeste andere vrouwen. Zij had vooraanstaande, welgestelde familieleden die haar konden steunen.

Twee regentessen, één regent

Daarnaast lijkt Cornelia het oprecht belangrijk te hebben gevonden dat vrouwen zelfstandig waren en binnen de mannenmaatschappij een beschermd leven konden leiden. Daar duidt haar oprichting van het Hofje natuurlijk op, alle pragmatische redenen die zij hier verder voor kan hebben gehad ten spijt, maar vermoedelijk ook de indeling van het regentencollege. Cornelia heeft zelf bepaald dat haar hofje van liefdadigheid na haar dood bestuurt diende te worden door twee regentessen en één regent. Vrouwen konden het beste zorgen voor vrouwen, lijkt Cornelia’s gedachte te zijn geweest. Waarom dan toch één regent? Ook dit hield denk ik verband met de handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen. Cornelia voorzag ongetwijfeld dat de meeste regentessen na haar getrouwd zouden zijn. Zij hadden dus een man naast zich nodig die de besluiten kon uitvoeren.

Feministe avant la lettre

De belangrijkste aanwijzing dat Cornelia van Wouw een feministe avant la lettre was, vormt denk ik echter de manier waarop Cornelia ons vanaf haar schilderij aankijkt. Haar blik is is serieus en een tikje hooghartig, maar tegelijkertijd lijkt ze op het punt van glimlachen te staan doordat ze haar linkermondhoek licht optrekt. Al met al ziet Cornelia er bijzonder zelfbewust en zelfverzekerd uit. Hanneman lijkt met Cornelia een model voor zich te hebben gehad dat wist wat ze wilde en hoe ze het wilde. Een man had zij hier niet voor nodig.  

Wilt u meer lezen over de positie van de vrouw in de Gouden Eeuw, dan zijn de volgende publicaties een goed beginpunt:

– Els Kloek, Vrouw des huizes. Een cultuurgeschiedenis van de Hollandse huisvrouw. (2009). Hoofdstuk 3 gaat over de Gouden Eeuw.

– Thimo de Nijs, Eelco Beukers e.a., Geschiedenis van Holland. Deel II. 1572 tot 1795 (2002).